Alles begint met een wens
Lang geleden woonde er een kleine jongen heel tevreden in een huisje op een groene heuvel. Hij was echter niet helemáál zonder wensen. Er was iets wat hij liever wilde dan wat ook. Iedere avond zat hij op de traptreden voor zijn huisdeur. Met zijn ellebogen op z’n knieën en zijn hoofd op zijn handen keek hij maar steeds naar het huis met de gouden ramen dat hem vanaf de overzijde van het dal tegemoet schitterde. Dat huis boeide hem en hij liet er zijn fantasie op los. Hij stelde zich voor dat het een ongelofelijk mooi paleis was waarvan de ramen fonkelden als goud. Hij droomde over de edele mensen die in zo’n kostbaar huis leefden en hij wenste vurig om bij hen te mogen zijn. Op een dag hield hij het niet meer uit. In plaats van zoals iedere dag naar school te gaan, besloot hij op weg te gaan naar het huis met de gouden ramen. Hij liep urenlang om zijn geheimzinnige doel te bereiken: eerst de heuvel af naar beneden en vervolgens over een holle weg en weilanden. Het was al middag toen hij onder een boom ging zitten om uit te rusten en zijn boterhammen te eten. Bijna was hij in slaap gevallen. Maar de vogels in de boom hielden hem wakker. Toch moest zijn pauze langer hebben geduurd dan hij dacht, want het schemerde al een beetje toen hij eindelijk de heuvel in de verte beklom en bij zijn doel aankwam. Maar zijn teleurstelling was groot toen hij in plaats van het gefantaseerde paleis slechts een eenvoudige boerderij zag liggen. De ramen waren niet van goud, maar van heel gewoon glas. Er woonden een oude man en zijn vrouw en zij ontvingen de uitgeputte jongen liefdevol in hun eenvoudige huisje. Verdrietig schudden zij hun hoofd toen de kleine zwerver hen over zijn fantasieën en zijn teleurstelling vertelde. Na een kom hete soep en een dikke boterham stopten ze hem in een heerlijk geurend bed, want het was al veel te laat om hem naar huis terug te brengen. Al heel vroeg ontwaakte de jongen. Eerst wist hij niet waar hij was, maar al gauw herinnerde hij zich de gebeurtenissen van de vorige dag. Hij stond op, ging naar het raam, schoof het gordijn opzij en ontdekte iets geweldigs. In de verte, op de heuvel aan de andere kant van het dal, stond óók een huis waarvan de ramen schitterden en fonkelden als puur goud. Zo iets moois had hij nog nooit gezien! En plotseling wist hij vol ontroering dat hij naar de ramen van zijn eigen huis keek. Toen hij later die dag naar zijn huis met de gouden ramen terugkeerde was hij volmaakt gelukkig
Bron: www.zinnigeverhalen.nl